Meisje aan zee

 

Daar zit ze tussen het strand en de zee. Haar handjes maken hoopjes van zand. Het meisje van een jaar of vijf probeert zo de zee tegen te houden. Het rokje van haar lichtblauwe jurk gaat met de golven mee. Trekt de zee zich terug dan is het een kliedertje van water en modder, maar als de golven komen, danst het mee met waar de beweging het brengt. Gebiologeerd kijk ik naar de pure schoonheid van het meisje, de zee en de ondergaande zon. Ik maak een foto en bekijk tevreden de gevangen betovering.

Terwijl de schemering valt, laat ik mijn blik glijden over het verlaten strand. Waar is haar moeder? Het kind speelt verder en lijkt zich nergens druk over te maken. Ik spreek geen Indonesisch en kan haar dus niets vragen. Misschien schrikt ze zelfs wel als ik haar aanspreek. Mijn irritatie neemt toe omdat de verantwoording ongevraagd bij mij is neergelegd. Ik wip ongedurig van mijn ene bil op de andere. Ik wil gaan. Hoe kan een moeder zo’n kleine meid nu alleen laten? Ik blijf toch maar even zitten en wacht af.

Het wordt snel donker en net voordat al het licht het strand verlaten heeft, staat het meisje op. De zoute druppels van de zee vallen uit haar jurk en maken een spoor in het droge zand. Het spoor van zoute druppels leidt me naar een vervallen restaurant, waar blauwe en witte plastic stoelen in de schaduw lijken te wachten op klanten.

Het meisje rent het restaurant in en verdwijnt uit mijn zicht. Een vrouw roept het meisje nog wat na in de voor mij onverstaanbare taal. Ze roert vervolgens in een emaillen pan en zorgt dat de klant krijgt wat hij besteld heeft. Ze heeft geen tijd om zich zorgen te maken over haar kind dat speelt aan zee. Ik voel mij klein worden. Wie ben ik om deze hardwerkende moeder te veroordelen?

De zee fluistert nog zachtjes, maar het betoverende spel is voorbij.