Opstijgende liefde
Barstend van de hoofdpijn rommel ik door het medicijnkastje van mijn moeder. Hier vind ik een vrijwel leeg kartonnen apothekersdoosje met slechts één pilletje erin. Op het doosje staat “Sumatriptan”. Ik google snel. Perfect! Zonder na te denken slik ik het pilletje door met een slok water. Ik voel een ruk in mijn hoofd en alles wordt zwart.
Als ik mijn ogen weer open, bevind ik mij in een soort kinderkamer met zachte kleuren en met meubeltjes en speelgoed van pluizige materialen. Naast mij zie ik drie teddyberen. Nee, geen gewone beren, het zijn mijn vroegere knuffelberen. Ze leven! Ze kijken mij met hun glazen ogen vragend aan.
Marloes, mijn knuffelbeer met het rood-wit geruite jurkje, veegt zacht over mijn voorhoofd en vraagt: ‘gaat het goed met je?’ Ik hap naar adem. ‘Dat weet ik niet,’ stamel ik met mijn ogen groot van angst. ‘Waar ben ik? Wie zijn jullie?’
‘Je kent ons toch wel?’ antwoordt Moppie mijn bruine teddybeer, vriendelijk
‘Ja, maar jullie leven!’
‘Dat klopt,’ zegt Marloes. ‘Wij krijgen zoveel liefde op aarde, dat wij met die energie opstijgen naar grote hoogtes. Deze beren- ster bevindt zich op duizend meter boven de aarde.’
‘Maar waarom is hij dan nooit door astronauten gevonden?’ prevel ik.
‘Dat is hij wel,’ antwoordt Wannie, mijn blonde brombeer. ‘Maar deze planeet heeft een vergeetdampkring. Hierdoor vergeten astronauten alles wat ze gezien hebben, en ook al hun opnames veranderen door de dampkring in vergeten materiaal.’
‘En… wat doe ik hier?’ Ik kijk de drie beren vragend aan.
Marloes kijkt wat beteuterd naar beneden en zegt: ‘Sorry, ik had de overdosis aan liefde die je mij hebt gegeven, opgeslagen in een pilletje. Ik dacht toen, misschien kan ik de energie nog wel eens ergens voor gebruiken en daarna ben ik het pilletje totaal vergeten. Heb je dat pilletje misschien geslikt?’
‘Dat hoofdpijnpilletje? Ik knik, ‘Maar hoe kom ik nu weer thuis?’ vraag ik bezorgd.
‘Geen zorgen,’ zegt Wannie, ‘als er een astronaut komt, geven we je gewoon weer mee. Zodra je door de dampkring gaat, vergeet je dit alles.’
Ik knipper met mijn ogen en staar naar het medicijnkastje. Wat deed ik hier ook alweer? In de slaapkamer zie ik op een plank mijn teddyberen van vroeger staan. Ze hebben iets bijzonders, er was iets mee, maar wat?
Ik weet het niet meer. Mijn hoofdpijn is verdwenen.
